Gegevensuitwisseling

Typen gegevensuitwisseling

Koppelingen tussen applicaties kunnen heel divers zijn. Niet alleen in de functionaliteit of gegevens die worden uitgewisseld, maar vooral in de manier waarop die uitwisseling plaatsvindt. In deze diversiteit zijn wel standaardpatronen te herkennen. Dit worden ook wel integratiestijlen genoemd.

Om te voorkomen dat de complexiteit van koppelingen te groot wordt, is het noodzakelijk om te streven naar een beperkt aantal integratiestijlen, en een aantal afspraken te maken over de manier waarop die worden ondersteund. Zo kan de complexiteit worden verminderd en het beheer worden vereenvoudigd. De gewenste integratiestijlen zijn:

  • Service of functieaanroep;
  • Berichtuitwisseling;
  • Bulkuitwisseling (minst gewenst).

Elk van deze integratiestijlen heeft bepaalde kenmerken en daarmee een bepaald toepassingsgebied waarvoor het bij uitstek geschikt is. Bulkuitwisseling is ten opzichte van de andere twee integratiestijlen minder gewenst. De actualiteit van de gegevensuitwisseling ligt lager en er wordt meer informatie uitgewisseld dan nodig is. De andere integratiestijlen vragen wel een modernere omgeving, waardoor bulkuitwisseling toch vaak als een ‘second-best’ oplossing wordt toegepast. Er zijn wel situaties, zoals de uitwisseling met een datawarehouse, waarvoor bulkuitwisseling wel geschikt is.


Service- of functieaanroep

Deze integratiestijl houdt in dat een applicatie direct een service (of functie) van een andere applicatie aanroept.

Figuur 4.2. De service- of functieaanroep

Dit type koppeling is over het algemeen synchroon, wat betekent dat de applicatie afhankelijk is van de beschikbaarheid van applicatie B, en wacht op het resultaat van de service- of functieaanroep.

Figuur 4.3. Berichtuitwisseling

Voor dit type koppelingen is het concept van services het uitgangspunt, wat betekent dat applicaties bepaalde functies beschikbaar stellen als services. Technisch gezien kunnen deze services op verschillende manieren worden geïmplementeerd. De keuze is om hiervoor te standaardiseren op web services. Bij deze integratiestijl is het belangrijk om te allen tijde betrouwbare verbindingen te hebben.


Berichtuitwisseling

Deze integratiestijl houdt in dat een applicatie een bericht stuurt naar één of meerdere andere applicaties. Deze integratiestijl is doorgaans asynchroon, wat betekent dat applicatie A het bericht verstuurt zonder op een antwoord te wachten. Vaak heeft het bericht de betekenis van het verzenden van een gebeurtenis (een event), waarop één of meerdere andere applicaties moeten reageren. Voor applicatie A is het alleen maar van belang dat het bericht correct verstuurd en ontvangen is. Wat de andere applicatie(s) ermee doen is voor applicatie A niet van belang. Het belangrijkste is hier, dat er standaardisatie van berichtstructuren mogelijk wordt door alle berichten als XML-berichten te definiëren.


Figuur 4.4. Bulkuitwisseling


Bulkuitwisseling

Deze integratiestijl houdt in dat een verzameling gegevens, vaak periodiek, wordt uitgewisseld met een andere applicatie. Deze integratiestijl heeft het karakter van een export door applicatie A, gevolgd door een import door applicatie B. Het enige wat beide van elkaar nodig hebben is een gedeelde voorziening voor gegevensopslag waar beide gebruik van kunnen maken. Net als bij de berichtuitwisseling wordt gestandaardiseerd op XML, met de mogelijkheid om de berichtstructuren met behulp van XSDspecificaties te standaardiseren.

Standaarden voor gegevensuitwisseling

Geografische gegevensuitwisseling

Figuur 4.5. Algemeen Basismodel geo-informatie (NEN3610)

Er is door de geografische specialisten van de Veiligheidsregio’s gekozen voor het raamwerk van geografische standaarden dat valt onder de NEN 3610 dat in beheer is bij Geonovum. Onder deze familie van standaarden valt het overkoepelend informatiemodel IMGEO2 en de internationale standaard CityGML.

In figuur 4.5 wordt voor de sector openbare orde en veiligheid de sectorstandaard IMOOV vermeld. Deze sectorstandaard wordt binnen de VeRA voor geografie vervangen door IMGEO2. Binnen de VeRA kiezen we voor het IMGEO informatiemodel. De nieuwe versie van I-DBK voor de digitale bereikbaarheidskaart voldoet aan deze standaard. De DBK wordt daarmee onderdeel van de gehele objectenorganisatie van een regio. Een object bevat attributen met verschillende gebruiksdoeleinden en mate van detail. Onderdelen van dit stelsel zijn de uitwisselformaten WMS, WFS, WMC en WPS. Bij de vastlegging van de gegevens over objecten hebben BGT-plichtige bronbeheerders van de gehele infrastructuur (basisregistratie grootschalige topografie) vanaf 2016 de verplichting en de keuze om hun gegevens vast te leggen volgens het informatiemodel van de BGT standaard of conform IMGEO2. De Veiligheidsregio’s dienen er op aan te dringen dat men IMGEO2 hanteert met een grotere detaillering voor de relevante attributen van het object, zoals ventilatieopeningen van een tunnel.

Semantiek

Semantiek betreft de manier om gegevens en kennis van labels (bv. trefwoorden, registers, nummers) te voorzien, zodat stukjes informatie koppelbaar en vindbaar worden. De belangrijkste bijdrage van semantiek is dat dit milde harmonisatie oplevert in plaats van brute standaardisatie. Moderne trefwoordkunde maakt gebruik van flexibele termenlijsten (taxonomieën en ontologieën) die variatie toelaten tussen kolommen of zelfs in zekere mate tussen Veiligheidsregio’s. Dit houdt in dat niet iedereen hetzelfde woord of symbool hoeft te gebruiken, maar voor de gebruiker ziet het er wel hetzelfde uit. Dit maakt semantiek bij uitstek het nieuwe ontwikkelgebied voor crisisbeheersing en voor de relatie tussen alle sectoren en ketenpartners.

Er wordt aangesloten bij een landelijk en een internationaal stelsel. Dit betreft enerzijds de aansluiting bij de intentie van de Nederlandse overheid om te bewegen naar een zo groot mogelijk aanbod van gegevens in het kader van ‘Open Linked Data’. Anderzijds betreft het de nauwkeurige omschrijving van begrippen, symbolen en de dilemma’s bij de definitie van deze begrippen dat dit alleen gefaciliteerd kan worden in een flexibel stelsel van naar elkaar verwijzende en goed onderhouden bibliotheken met gecontroleerde termen.

De standaarden voor Semantiek en Geografie worden aangegeven door het W3C, de NEN en Europese programma’s als INSPIRE. De veiligheidsregio’s hanteren hierbij RDF als standaard voor de uitwisselbaarheid van bibliotheken met gecontroleerde termen en symbolen. Deze standaard biedt de mogelijkheid voor het verbinden van termen aan URI’s (Unique resource identifier). Hiermee wordt een stelsel van onderlinge, flexibele en onderhoudbare termen mogelijk gemaakt. Hierbij is SKOS-XL (simple knowledge organization system - extended) de standaard voor het beheer en het redeneren met concepten.

Samenhang bedrijfsarchitectuur en informatiearchitectuur[bewerken]

Figuur 4.6. Verband tussen processen, bedrijfsfuncties en gegeven

In de voorgaande paragrafen zijn de applicatieve functies en de bijbehorende gegevens benoemd, en is beschreven op welke wijze gegevens uitgewisseld kunnen worden. Deze componenten van de referentiearchitectuur staan niet los van elkaar, er zijn verbanden te benoemen. Deze componenten van de informatie architectuur staan ook weer in verband met de eerder beschreven bedrijfsarchitectuur. In deze paragraaf wordt dit nader toegelicht.

In figuur 4.6 wordt het verband tussen de processen, de bedrijfsfuncties en de gegevens weergegeven. Binnen een proces worden er één of meerdere bedrijfsfunctie aangeroepen. Deze bedrijfsfuncties worden op hun buurt ondersteund door applicatieve functies. Deze kunnen generiek zijn, oftewel gebruikt worden door meerdere bedrijfsfuncties, of specifiek voor de bedrijfsfunctie. De data voor deze applicatieve functie worden geleverd binnen de applicatieve functie zelf (interne gegevensbron) of wordt middels een koppeling opgehaald uit externe databronnen.

Figuur 4.7. voorbeeld: 'verlenen van adviezen'.

Toelichting

Dit concept is in figuur 4.7 uitgewerkt voor het proces ‘verlenen van adviezen’. Eén van de bedrijfsfuncties die hiervoor aangeroepen wordt is ‘advisering’. De bedrijfsfunctie advisering maakt gebruik van de generieke applicatieve functie ‘zaaksysteem’. Dit zaaksysteem maakt gebruik van interne en externe koppelingen om data op te halen vanuit het bevoegd gezag (OLO), vanuit interne gegevensbronnen (DMS koppelingen) en haalt via een geo proxy server GIS informatie op vanuit de basisregistraties en andere externe gegevensbronnen.

Deze pagina is voor het laatst bewerkt op 28 jun 2023 om 22:42.